De geschiedenis van de Carolusschool
Je zou kunnen zeggen dat de geschiedenis van de Carolusschool begint op de dag, dat de Belg Petrus Jodocus van Oosthuyse zijn intrek neemt bij een neef in het Westeinde te Den Haag. Deze neef is knopenmaker van beroep en de jonge Petrus is vastbesloten bij hem de kneepjes van het vak te leren. In het jaar 1788 mag hij dan ook de meesterproef afleggen en korte tijd later kan hij zich hier als zelfstandig ambachtsman vestigen.
Als ons land in 1795 bezet wordt door de Fransen, ziet Van Oosthuyse al snel mogelijkheden om de activiteiten van zijn bedrijfje uit te breiden. Hij weet te regelen, dat hij het Franse leger van kostuums mag voorzien en daardoor verandert zijn knopenwerkplaats in een fabriek, waar tientallen mannen en vrouwen militaire kleding in elkaar zetten. Van Oosthuyse houdt zich eveneens bezig met de handel. Samen met een zwager verkoopt hij brood, meel, vlees, zout, rijst, jenever, hooi, stro, hout en turf aan het Franse leger en via zijn vroegere vrienden uit België zorgt hij ervoor dat de bezetter wapens kan kopen bij een fabriek in Luik. Deze activiteiten leggen Petrus van Oosthuyse geen windeieren. Op zeker moment is hij zo rijk en machtig, dat zelfs koning Willem I bij hem aanklopt om geld te lenen voor de bouw van een paleis.
Na de dood van Van Oosthuyse, blijft zijn weduwe Margaretha de Jong met een enorme erfenis op hun landgoed Swanesteyn in het Westeinde achter. Dat het statige herenhuis dienst gaat doen als school is te danken aan de vereniging van de Heilige Vincentius. Deze van oorsprong Haagse organisatie – waarvan de leden persoonlijk willen bijdragen aan de sociale en godsdienstige behoeften van de arbeidersklasse - wordt in 1846 opgericht. Twee jaar later lukt het haar om huize Swanesteyn met bijgebouwen en grote tuin te kopen. Nadat de achttien kamers, de verschillende kelders, zolders en de paardenstal grondig zijn verbouwd, wordt op 2 juli 1849 de eerste katholieke school in Den Haag geopend. Er hebben zich vijftig leerlingen ingeschreven op het instituut dat de naam Armenschool heeft gekregen en de eerste lessen vinden plaats op de hooizolder van de paardenstal in de tuin. Het luik waardoor men het stro voor de paarden naar beneden gooit, wordt tijdelijk de schooldeur en de kinderen moeten langs een houten ladder naar hun klas klimmen, om vervolgens plaats te nemen op een bank of een baal stro. Vijf weken later wordt in hetzelfde gebouw een burgerschool geopend, waar ouders het voor die tijd forse bedrag van veertig gulden moeten betalen. Het aantal leerlingen bedraagt in 1853 dan ook nog maar veertien, terwijl de Armenschool er vierhonderd vijfentwintig telt.
Als de zaken in 1861 (nog steeds) niet naar wens verlopen, wordt de broeders van Maastricht gevraagd, de leiding van de school over te nemen. Midden in de winter arriveren de eerste zeven in Den Haag. We lezen in hun verslag dat de reis niet erg aangenaam was: “Het ijs was sterk en de boot kon niet varen. Met heel veel moeite kwam men tot aan de Moerdijk. Vervolgens moesten we met wagens naar Den Haag.”
De grote tuin wordt in de jaren die daarop volgen volgebouwd met een aantal lagere scholen, een kweekschool (voorloper van de PABO), een Mulo en een Handelsinstituut. De broeders zijn hun tijd ver vooruit, want al in het jaar 1882 wordt in de kapel en drie van de scholen kunstmatige verwarming aangebracht, waarbij heet water in koperen buizen in de gebouwen circuleert.
In 1892 wordt de bouw van de huidige Carolusschool voltooid. Er staan ruim 500 leerlingen ingeschreven en de school geniet bekendheid tot ver buiten de stadsgrenzen.
Aan het einde van de Eerste Wereldoorlog is Europa in de greep van de Spaanse Griep. Op “verlangen van burgemeester en wethouders” worden in oktober en november van het jaar 1918 alle scholen voor drie weken gesloten. Vijftien broeders worden door de gevreesde ziekte getroffen, waarvan broeder Hilduard Kersten het Heilig Sacrament der Stervenden krijgt toegediend.
De eerste ouderavond dateert van 1936 en er wordt melding gemaakt van een zeer bevredigend verloop. In ditzelfde crisisjaar leidt broeder Pius Smeelen de cursus voor werklozen.
Tijdens een koude nacht in 1941 woedt er brand in de scholen Kortenbos en Westeinde. De brandweermannen zijn volgens de overlevering met ijs overdekt en aan hun helmen hangen ijspegels, maar de halfbevroren spuitgasten blijven stoer op hun post en weten het vuur te bedwingen.
In november 1944 is het wederom erg koud en de lokalen kunnen in deze hongerwinter niet worden verwarmd; toch gaan de lessen gewoon door.
Op twintig december van dat jaar begint de kerstvakantie en deze zal langer duren dan ooit tevoren. Pas na de bevrijding op de vijf mei 1945 gaan de schooldeuren weer open.
Er wordt gezegd, dat er in de laatste oorlogsjaren een aantal onderduikers – waaronder een Engelse piloot - een tijdje verborgen zitten in de ruimte boven het plafond. Via een kast in het kamertje bij de achterdeur klimmen zij naar hun schuilplaats. In de jaren zestig treffen leerkrachten er nog een aantal oude matrassen aan, die spoedig worden verwijderd.
In 1952 wordt de speelplaats vergroot met een stuk tuin van de broeders. Aanvankelijk wil men ook de vier mooie lindebomen weghalen, maar er is zoveel verzet dat men uiteindelijk besluit van dit plan af te zien.
In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw vinden er een paar ingrijpende veranderingen plaats. Zo belanden in 1964 voor het eerst jongens en meisjes naast elkaar in de schoolbanken en dertien jaar later – in 1977 – neemt de laatste broeder afscheid als lesgever op de Carolusschool. Toevalligerwijs draagt deze geestelijke dezelfde naam als de vereniging die ooit het onderwijs naar het Westeinde bracht: Vincentius.
In de jaren tachtig komen steeds meer kinderen van buitenlandse afkomst de school bevolken en krijgt de Carolus uiteindelijk het gezicht dat voor ons nu zo vertrouwd is.
Bij het lezen van de verslagen uit die tijd krijg je respect voor de mensen die dit allemaal deden. Zeker als je dit stukje uit zit te werken op een uiterst geavanceerde computer. Dat is even wat anders dan een kroontjespen of ganzenveer.
Een vergelijking van toen en nu ligt voor de hand. Natuurlijk is er veel veranderd. Maar toch... veel van de sfeer is blijven leven. Dat is te merken aan de mensen die er voor kiezen om op de Carolusschool te werken. Bevlogen, met een groot hart voor het onderwijs en de kinderen waarvoor zij verantwoordelijk zijn.
Wie hier werkt, kan niet voorbijgaan aan de rijke historie, aan alles wat hier in de afgelopen 167 jaar werd opgebouwd. Het geeft ons allen de plicht om deze traditie van kwaliteitsonderwijs voort te zetten. Natuurlijk wel op een andere manier. Zonder kroontjespen en ganzenveer, maar met beamer en laptop en gebruik makend van de nieuwste onderwijsinzichten.
Is het de sfeer, de instelling van de mensen, waardoor ook nu nog vele kinderen naar onze school komen? Of is het de rustige ligging in het centrum van de stad, het groen van de bomen en de fraaie tuin van de broeders? Het zal er best iets mee te maken hebben, maar dat is alleen de buitenkant.
Veel belangrijker is het, dat wij op het fundament van een goed verleden, proberen om de Carolusschool een eigen gezicht te geven. Een gezicht waarin men zich herkent en thuis voelt. Het verleden speelt een rol, maar wat telt is de toekomst. De meeste van onze leerlingen zullen in het jaar 2017/2018 nog geen 12 jaar oud zijn! Dat geeft ons de plicht om het onderwijs te richten op hun toekomst. Naast de normale "vakken" zal een steeds zwaarder accent gelegd moeten worden op de wijze waarop wij met ons milieu omgaan en een verstandig gebruik van de beschikbare technologieën... Pas dan zullen we ook over honderd jaar nog steeds kunnen spreken over de Carolus als een "heel bijzondere school"! Een school die aandacht besteedt aan de juiste balans tussen cognitieve, emotionele en creatieve ontwikkeling, een school die datgene, waartoe Jezus van Nazareth onze voorgangers inspireerde, op een eigentijdse manier vertaalt.